De Leestafel over Rennen!: 

‘Rustig blijven, Loep, zeg ik in mijn hoofd. Mama houdt van rust, dus doe je best.
Mijn benen hebben minder geduld dan mijn hoofd. Dat is het grootste verschil tussen Juna en mij. Mijn lichaam luistert niet als mijn hoofd zegt dat ik rustig moet zijn. En Juna’s lichaam luistert niet als haar hoofd zegt dat ze moet bewegen. Nou ja, de linkerhelft luistert niet goed. De rechterkant doet wel wat ze wil.’

De elfjarige Loep is erg druk, zegt haar moeder. Daar is Loep het wel mee eens, maar ze kan niet anders. Al doet ze nog zo haar best, ze moet bewegen. Al zijn het alleen maar haar handen, die fladderen, er moet beweging zijn. En eigenlijk begrijpt ze niet zo goed wat er mis is met haar zusje Juna. Cerebrale parese, dat is zo’n moeilijk woord.

Juna kan niet goed lopen, en haar hand doet ook niet wat ze wil. Maar waarom begrijpt haar moeder nu niet dat het helemaal geen goed idee is om Juna naar de school te sturen waar Loep nu in groep 8 zit. Volgend jaar is Loep er immers niet meer om haar zusje te helpen, en ze zal zeker gepest worden! Dus moet Juna nu leren om op een gewone fiets te fietsen, zodat ze niet op die stomme driewieler naar school moet!

Juna wil best, maar haar lichaam dus niet. Ze valt, en breekt haar goede arm. De meisjes vertellen niet meteen wat er precies gebeurd is, maar dat maakt ook eigenlijk niet uit: mama stuurt Loep naar haar oom en tante. Loep voelt het als wegsturen, als een straf die ze niet verdient. Als een afwijzing door haar moeder. Ze vindt het heel erg en wil alleen maar terug naar huis.  Terwijl het eigenlijk best leuk is bij oom en tante, want die wonen buiten in een groot huis, met heel veel ruimte om te rennen en te fietsen. Maar het is ver weg van huis, ze kan niet eens naar Juna toe.

Er is maar één ding dat kan helpen: ze moet rustig zijn, zich netjes gedragen. Maar ja, Loep is wie ze is, dus dat kan ze niet.
En ook bij oom en tante moet ze naar school. Waar ze een paar pestkoppen ontmoet die het gemunt hebben op haar. Maar zij kan hen wel aan. De jongen die ook de dupe is, Walter, daarentegen, die verdedigt zich helemaal niet. Loep moet hem helpen… of hij wil of niet.
Loep heeft het hart op de goede plaats, ze is een sociaal kind dat geen onrecht kan zien. Maar ja, ook al bedoelt ze het allemaal goed het loopt wel eens faliekant verkeerd.

Nu is er vlakbij oom en tante een oud vervallen pretpark, Silvaland. Natuurlijk verboden gebied, en natuurlijk een plek waar Loep niet weg kan blijven. Ze weet het wel, en ze zegt het ook tegen zichzelf: daar moet ik niet heen gaan, ik moet niet in die boom klimmen. Maar ja, dat innerlijke stemmetje zegt tegen haar dat ze Walter moet helpen en dan zal ze toch over het hek moeten zien te komen…
Ze moet een gevecht voeren met zichzelf, en dat is moeilijk. Gelukkig is er een oude vrouw die haar een beetje helpt, want hulp kan ze wel gebruiken. Alles loopt in het honderd…

‘Ik wil het niet, maar het is al gebeurd: het is gaan waaien in mijn hoofd. Als dat gebeurt, dan lukt het me niet meer om rustig te worden. De woorden van mama en tante Anna zijn als veertjes die opgetild worden door de wind. Het worden er meer en meer. Loep. Levensgevaarlijk. Leugens. Geschrokken. Juna. De veertjes vliegen op en dwarrelen rond. Steeds sneller en sneller gaan ze.’

‘Mijn drukke, stomme kant zit aan me vastgeplakt als kauwgom aan een stoeptegel. En die spoel je ook niet weg met een beetje warm water.’

Een mooie stijl heeft Cora Sakalli! En een mooi verhaal schrijven kan ze ook. Kinderen kunnen vast heel goed begrijpen hoe Loep zich precies voelt.
Het is een tegelijk aangrijpend als hoopgevend verhaal.